De afgelopen dagen was er in en om Amsterdam opwinding over een
kleine maar lawaaiige club die zich Sharia4Holland noemt. Ze trommelden
journalisten op, en de journalisten kwamen. Ze sloegen dreigende taal uit en hengelden
naar een verontwaardigd miljoenenpubliek, en ze werden op hun wenken bediend. Ze
waren met z’n vijven en ze krijgen wel heel veel eer.
De zaak krijgt nu een nieuwe draai door de plaats waar ze hun onbehoorlijke uitspraken
deden: pal naast het Nationaal Monument op de Dam. Dat hadden ze daar niet moeten doen, zo vinden velen. Het was een ‘akelig beeld’, zei Herman Pleij,
een ‘bewuste belediging’, volgens Yoeri Albrecht, en een ‘ongepast decor’, aldus
burgemeester Eberhard van der Laan.
Burgemeester Van der Laan gaat een stap verder. Hij laat naar aanleiding van dit incident onderzoeken
of het mogelijk is om manifestaties bij het monument te verbieden.
Onderzoek kan altijd, als het maar niet is om een van te
voren vaststaand ‘ja’ te onderbouwen. Het onderzoek moet ook in ‘nee’ kunnen
uitmonden. Het moet niet alleen, en zelfs niet in de eerste plaats, een juridisch
onderzoek zijn. Het moet zich richten op de betekenis van het monument, en ook
op de betekenis van het monument op die
plaats.
Het onderzoek kan beginnen bij het piepkleine boekje
‘Ons Nationale Monument’ uit 1955, geschreven door W. Wielek-Berg in de
zogeheten AO-reeks.
‘In die gedenkwaardige, tot barstens toe met blijdschap
gevulde zomermaanden van 1945 waren heel wat ijverige voorzitters en penningmeesters
van even ijverige “comite’s tot herdenking van de gevallenen” bezig,
beeldhouwers van internationale, landelijke, plaatselijke (of helemaal geen)
faam, opdrachten te verstrekken tot het maken van een oorlogsmonument’, schrijft
Wielek-Berg.
Te midden van alle lokale initiatieven moest er één
nationaal monument komen. Den Haag was even in de race, maar al snel zetten de
plannen koers naar de Dam. Door een wonderbaarlijke samenloop van
omstandigheden was hier, in het hart van de hoofdstad, een half plein
beschikbaar waarvoor al een halve eeuw vergeefs een bestemming werd gezocht. Nu
viel alles op z’n plaats. Het monument zou komen: ‘… op de Dam, centrum van de
hoofdstad en daarmede centrum van het Nederlandse leven’, zo schreef de Nationale
Commissie voor Oorlogsgedenktekens in 1947.
Een oorlogsmonument ‘in het centrum van het Nederlandse
leven’ – dat was een opmerkelijke keuze. Het monument had immers ook een heel
andere ambiance kunnen krijgen, bijvoorbeeld in een sereen en plechtig park met
gemillimeterd gazon en zacht ruisende eiken en beuken.
In plaats van een afgezonderd herinneringspark koos de
commissie voor een van de drukste, heftigste en levendigste plekken die er in
Nederland te vinden waren. Ook de architect J.J.P. Oud, die het monument samen
met de beeldhouwer John Rädecker ontwierp, benadrukte ‘dat ik van aanvang af de
bedoeling heb gehad dat het monument opgenomen moet worden in het stadsleven
van Amsterdam’.
En dat is gebeurd. Sinds de onthulling in 1956 heeft het
stadsleven het monument onbekrompen in zich opgenomen. Het alledaagse
stadsleven en het onalledaagse stadsleven, het vrolijke stadsleven en het
grimmige stadsleven, het verheven stadsleven en het ordinaire stadsleven,
enfin, u kunt het zelf eindeloos aanvullen. Het monument is al bijna zestig jaar opgenomen in het gemiddelde, kabbelende stadsleven
maar ook in het extreme stadsleven, het stadsleven waar anderen schande van spreken.
Mij schieten beelden te binnen van nozems, hippies,
mariniers, junks, dealers, krakers en toeristen, maar er moet een nog
uitgebreider inventarisatie mogelijk zijn van wat zich zoals bij het monument heeft
afgespeeld. Het monument stond er middenin. En zo was het ook bedoeld. Het is bedoeld om tegen een maatschappelijk stootje te kunnen.
De crux is niet welke uitingen van stadsleven wij goedkeuren
of afkeuren. Misschien moeten bepaalde uitingen worden verboden, of niet. Maar koppel
die vraag niet aan de Dam en probeer niet om het monument af te schermen van de
scherpe randen van het stadsleven. Dat zou, gezien de bedoelingen van de
oorspronkelijke opdrachtgevers en ontwerpers, ongepast zijn.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten