Ik zag Yvon
Jaspers wel eens op school. Het is een aardige school in Amsterdam Oost; om
precies te zijn de eerste basisschool die je tegenkomt als je vanaf het
Weesperplein de brug naar Oost oversteekt. Hij staat in een mooi gemengde
buurt, met herenhuizen aan de Weesperzijde en het Oosterpark, sociale
woningbouw aan de Muntendamstraat en een variëteit aan burgerwoningen van
honderd jaar oud ertussen. De school is een verrassend goede afspiegeling van
de buurt. Terwijl de meeste basisscholen in de omtrek voor 90 procent ‘wit’ of
voor 90 procent ‘zwart’ zijn, lukt het hier om de balans rond de 50-50 te
houden. Ook sociaaleconomisch is de school goed gemengd, want onder de ouders
vind je bijstandsmoeders maar dus ook, destijds, een bekende
televisiepresentatrice.
Haar oudste kind
is even oud als mijn zoontje en zat in een parallelle kleuterklas. Ik zag Yvon regelmatig
in de gang of buiten op het trottoir met andere ouders praten. Ze was er ook
bij toen haar dochter en mijn zoon en nog honderd andere kleuters op het plein onder de bezielende leiding van juf Alma een uitvoering van het kleuterkoor gaven, met klassiekers
als ‘De wielen van de bus’. Ik heb Yvon Jaspers nooit aangesproken of gegroet, zoals
ik dat evenmin doe met de meeste andere haastige, slaperige ouders ’s ochtends om
twintig over acht. Er zijn een paar ongeschreven regels voor het sociale
verkeer tussen ouders op de vroege ochtend. Je groet wel ouders uit de klas
van je kind en andere mensen die je beter kent, en dat zijn er al aardig wat, je
kunt er bij wijze van spreken een klein dorpje mee vullen. Anderen hoef je niet
te groeten. En je valt zeker geen wildvreemde ouders lastig alleen omdat ze
bekende Nederlanders zijn. Zo doen we dat niet in Amsterdam.
Ik had geen
uitgesproken mening over Yvon Jaspers, maar ze leek me sympathiek en
intelligent, al was het maar omdat ze gewoon in onze buurt woonde en haar
kinderen op de buurtschool deed. Het was een teken dat ze midden
in de wereld staat, zich thuis voelt in de levendigheid van de stad en ook
geniet van de beschutting en de rust van de buurt. Het tekende haar als een nuchtere, onafhankelijk denkende vrouw die niet, zoals veel andere BN’ers, was
gezwicht voor de banale lokroep van een rijkemensenreservaat ergens in of om ’t
Gooi.
Totdat ze er, nog
niet zo lang geleden, wél voor zwichtte. Ze verhuisde naar Loenen aan de Vecht.
De bladen stonden er vol van. Loenen aan de Vecht was het droomdorp met het
droomhuis waar zij en haar man hun kinderen wilden laten opgroeien. Ineens kwamen
uit Yvon Jaspers’ mond alle clichés over gezellige
landelijke dorpen waarvan ik dacht dat zij er verre van zou blijven. Ze maakte nu
meteen een minder slimme indruk. Zo leuk is het opgroeien in een dorp niet, en bovendien, Loenen aan de Vecht is geen dorp. Het is een rijke en
nogal inwisselbare suburb waar alles wat een dorp tot een gemeenschap maakt,
zoals economische binding en sociale worteling, ontbreekt. Loenen aan de Vecht
is een illusie, een plaats waar mensen met suv’s en cabrio’s dorpje spelen. Yvon
Jaspers was naar Wisteria Lane verhuisd.
Dat geeft
natuurlijk niets. Ron Brandsteder, Cor van Zadelhoff en Rijkman Groenink wonen er
ook en dat zijn respectabele lieden die je best op straat tegen kunt komen. Ik
wenste haar veel woonplezier. Maar zelf vond ze het nodig om na te trappen. Keesje
en Tijl gaan nu elke dag lopend naar de dorpsschool en Yvon geniet van de
inwoners die haar groeten, zo vertelde ze aan het weekblad Flair. “We zijn in een vriendelijke wereld terechtgekomen. Dat
miste ik in Amsterdam. De onverschilligheid die daar heerst, onvriendelijkheid
ook. Hier groeten de mensen elkaar.” Ze wilde wonen waar het leven “eenvoudiger,
met minder prikkels” was.
Die onaardige
woorden heeft Amsterdam niet verdiend. En, zo bleek vorige maand, ook Loenen
aan de Vecht verdient ze niet.
In de nacht van 12
op 13 oktober, aan het einde van De Week Tegen Woninginbraak, werd er in haar droomhuis
in het droomdorp ingebroken terwijl het hele gezin boven lag te slapen. Politieauto’s
reden de volgende ochtend af en aan, agenten banjerden door de mooi aangelegde
tuin, en het personeel van verzorgingshuis ’t Kampje aan de overkant stond Privé-verslaggeefster Yvonne Hoebe welwillend
te woord. Yvon Jaspers zelf komt in het verslag niet aan het woord, maar de verslaggeefster
kon haar gemoedstoestand wel raden: het was “een nachtmerrie” en “een
schrikbeeld”, want de “veilige plek is nu een onveilige plek geworden”, en dat
zal Yvon “nog veel slapeloze nachten bezorgen”. Fijntjes voegt Hoebe eraan toe
dat die hele verhuizing van stad naar dorp op foutieve aannamen was gebaseerd. “Toevallig
staat dit gebied juist hoog genoteerd als het inbraken betreft. Loenen aan de
Vecht scoort hoger dan het landelijk gemiddelde en is dus eigenlijk niet zo
veilig als Yvon had gedacht.”
Intussen
koesteren we hier in Amsterdam Oost geen wrok of leedvermaak; in de stad geven
we mensen graag een tweede kans. Aan de Weesperzijde zag ik laatst nog een huis
te koop staan en met de school valt vast ook te praten. En ik beloof dat ik
voortaan iedere ochtend “Goeiemôge Yvon” zal zeggen, als dat helpt.