Stel je voor dat je de grond onder Amsterdam zou weggraven
en alleen de heipalen liet staan. Dan ‘zouden we op twaalf meter diepte door
een adembenemend en spookachtig woud van oude en nieuwe, rechte en scheve, dunne
en dikke, gladde en ruwe, houten en betonnen stammen kunnen dwalen’, zo schrijf
ik in ‘1000 jaar Amsterdam’.
Op deze wandeling tussen de miljoenen
heipalen zouden we ook nog eens flinke hoogteverschillen tegenkomen. Dat is goed te zien
op deze kaart van de ondergrond van het Rijksmuseum. De kaart is gemaakt in 2006
ten behoeve van de restauratie van het museum, en gepubliceerd in het vakblad
Geotechniek. Rechtsboven ligt de Stadshouderskade, linksonder het Museumplein. De
tijdelijke ingang van het museumterrein, op de hoek van de Jan Luijkenstraat en
de Hobbemastraat, zit linksboven.
De kleuren op de kaart geven aan hoe diep de stevige,
draagkrachtige zandlaag zich onder de oppervlakte bevindt. De laagste gedeelten
zijn donkergroen. Daar ligt het zand meer dan 17 meter diep (onder NAP). De tinten lichtgroen, geel, oranje en bordeaux klimmen
telkens een half metertje omhoog. De hoogste toppen, roze en wit, liggen 13 tot
14 meter
diep.
Van een hoogteverschil van vier meter zal de rest van de
wereld niet wakker liggen, maar in het Hollands laagland is het heel wat. De hoogste
en laagste delen liggen bovendien vlak bij elkaar. Amsterdam is dus niet alleen
gebouwd op palen, de palen zijn ook nog eens gebouwd op een golvend
zandlandschap met hier en daar steile klimmetjes. Je zou lekker van de duinen
kunnen afrollen in ondergronds Amsterdam.
(Kaart overgenomen uit: Ir. A.M. de Roo, Dipl.-Ing. H.D.
Netzel, Ir. P.J.M. den Nijs, ‘Omgaan met risico’s bij de renovatie van Het
Nieuwe Rijksmuseum’, in: Geotechniek, juli 2006, p.24-29. Voor een scherpere versie zie: http://www.cruxbv.nl/pdf/geotechniek_rijksmuseum.pdf)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten